De conservatieve behandeling van lumbosacrale radiopathie is een uitdaging omdat er geen sterk bewijs is voor de effectiviteit ervan, zeker niet op lange termijn. Een component wat vaak ontbreekt in de behandelingen is het effect van de cervicale wervelkolom. Veel houdingsreflexen beginnen of vinden plaats in de hoofd/nek regio. De stand van de cervicale wervelkolom is daardoor mogelijk gerelateerd aan lage rugpijn. Ondanks dat er al vaker is gepubliceerd over de invloed van stand van het hoofd op het gehele centrale zenuwstelsel, is er nog weinig onderzoek gedaan naar de oorzaak-gevolg relatie met lumbale problematiek. Het doel van deze RCT was dan ook om de korte en lange termijn effecten van een multimodaal programma met daarin de correctie van de stand van de cervicale wervelkolom te onderzoeken bij mensen met chronische discogene lumbosacrale radiculopathie.
Methode
Deelnemers werden geïncludeerd als ze waren gediagnosticeerd met chronische unilaterale lumbosacrale radiculopathie, geassocieerd met L5-S1 discus prolaps. De klachten moesten al meer dan 3 maanden bestaan. Cervicale anterieure translatie moest minstens 15 mm zijn. Alle patiënten hadden unilaterale beenpijn met milde tot matige beperkingen. Participanten werden gerandomiseerd ingedeeld in de experimentele groep (n=77) of de gebruikelijke zorg (n=77). Beide groepen kregen een programma van 10 weken onder begeleiding van een fysiotherapeut. De controlegroep ontving de gebruikelijke zorg, de experimentele groep kreeg in aanvulling daarop een corrigerend oefenprogramma voor het hoofd. De gebruikelijke zorg zag er als volgt uit:
Aanvullend hierop ontving de experimentele groep nog twee spierversterkende oefeningen en twee rekoefeningen van nek- en schoudermusculatuur.
Meetmomenten waren voor aanvang van het onderzoek, na 10 weken en na 2 jaar. Primaire uitkomstmaat was beperkingen gemeten op de Oswestry Disability Index (ODI; Johnsen, 2013). Deze vragenlijst bestaat uit 10 items gerelateerd aan ADL-activiteiten. Andere uitkomstmaten waren:
Resultaten
Data van 131 deelnemers was beschikbaar voor analyse na 2 jaar. Bij baseline waren er geen significante verschillen tussen de groepen. Na 10 weken leken beide groepen ongeveer even succesvol in de behandeling, maar in de groep-tijd analyse was er een significant positief effect te zien in de experimentele groep op ODI, AHT, H-reflex amplitude en latentie, rugpijn en beenpijn. Na twee jaar was er significant verschil in het voordeel van de experimentele groep op alle variabelen.
Samengevat
Gezien de significant en klinisch relevante betere resultaten in de experimentele groep, die houdingsverandering van het hoofd als toegevoegde therapie had, lijkt deze aanpak effectiever te zijn bij de behandeling van lumbosacrale pijnklachten dan de gebruikelijke zorg alleen. Als verklaring voor het uitblijven van significante verschillen tussen de groepen na 10 weken noemen de auteurs dat het herstellen van een normale houding en herstellen van de ongewenst ontstane veranderingen tijd nodig heeft. Lange termijn effecten van het corrigeren van de stand van de cervicale wervelkolom lijken dus beter te zijn dan de korte termijn effecten.
Bron: Moustafa, I.M., Diab, A.A.(2015). The Effect of Adding Forward Head Posture Corrective Exercises in the Management of Lumbosacral Radiculopathy: A Randomized Controlled Study. J Manipulative Physiol Ther. Feb 19.